zaterdag 22 oktober 2011
Hegel en de esthetica
donderdag 20 oktober 2011
Danto, After the End of Art
Danto en het einde van de kunst
In zijn werk After the End of Art ontwikkelt Danto een historische kunsttheorie waarin hij zich de vraag stelt wat er met de kunst na Warhols Brillobox in 1964 gebeurt. Om hierop een antwoord te kunnen formuleren is het van belang eerst stil te staan bij een mogelijke definitie van de kunst. Danto definieert kunst ahv de volgende criteria. Kunst moet een betekenis hebben, het moet over iets welbepaald gaan. Bovendien moet het zijn betekenis belichamen waardoor het kunstwerk interpretatief wordt. Dit interpretatieve aspect van de kunst toont het belang van de geschiedenis voor kunst. Geschiedenis is namelijk onafscheidelijk verbonden met de interpretatie van een kunstwerk want het situeert het in de kunstgeschiedenis en geeft ahv de theoretische achtergrond een richting aan de wijze van interpreteren. De betekenis van een kunstwerk en haar historische context zijn dus met elkaar vervlochten. Danto definieert de kunst op basis van een interpretatieve, historisch gesitueerde theorie. Hij beschouwt dit immers als een universele waarheid die geldt voor alle kunst, niet enkel voor de hedendaagse kunst.
Waarom neemt Danto nu Warhols Brillobox als referentiepunt voor een verandering binnen de kunst? Hij doet zelfs meer dan dit, hij beschouwt de Brillobox als het culminatiepunt van het verhaal van de kunst, het verhaal van het modernisme. En dat culminatiepunt vormt meteen ook het einde van deze verhalen. Warhol vertegenwoordigt de climax en het einde van de artistieke vooruitgang. Dit verhaalelement in Dantos opvatting over de kunstgeschiedenis geeft de belangrijke Hegeliaanse invloed ervan aan. Danto stelt dat het ontwikkelingsverhaal van de beeldende voorstelling zijn doel en perfectie heeft bereikt, namelijk door de opkomst van film en fotografie op het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw. Het modernisme legt vervolgens de nadruk op niet-mimetische aspecten van het schilderen. Danto beschouwt het modernisme als een verhaal van groeiend zelfbewustzijn van de kunst. Eenmaal de perfectie bereikt, is er geen vooruitgang meer mogelijk. De link met Hegels verhaal over de zelfbewustwording van de geest is frappant. Wanneer de modernistische kunst zich ontwikkelt heeft tot een nieuw zelfbewustzijn, dwz dat ze zelf onderwerp wordt van de kunst doorheen haar middelen van zuivere kleur en vorm, mondt ze uiteindelijk uit in een filosofische reflectie. De continue vernieuwing en grensverlegging van de kunst vergroten het belang van de theoretische reflectie. Op het ogenblik dat de grenzen zelf van de kunst in vraag worden gesteld- wat is het verschil tussen kunst en niet-kunst- kan de kunst enkel nog op het vlak van de filosofie vooruitgang maken. Het doel van de moderne kunst ligt in de formulering van een zelfdefinitie van de kunst.
Hierin bestaat Dantos opvatting over het einde van de kunst. Hij bedoelt allerminst dat kunst als zodanig dood is. Het einde van de kunst bestaat in het tot bewustzijn komen van de ware filosofische aard van de kunst. Het project van de definitie van de kunst moet aan de filosofen worden doorgegeven aangezien de kunstenaar geen enkele theoretische bijdrage meer kan leveren. Kunst is als het ware posthistorisch geworden. Ze heeft geen ontwikkelingsgeschiedenis meer, er is geen vooruitgang meer mogelijk.
Bibliografie:
Van den Braembussche, A.A., Denken over kunst. Een inleiding in de kunstfilosofie, Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2007, 367 p.
Veldeman, Johan, "Is hedendaagse kunst het bekijken waard? Arthur Danto over kunst na de Brillo Box", Tijdschrift voor Filosofie 72 (2010), p. 777-802