woensdag 9 november 2011

Habermas en Lyotard over kunst

We kennen Habermas en Lyotard allereerst uit het debat rond de moderniteit dat plaatsvond in de jaren "80. Habermas is voorstander van het moderne project dat onvoltooid is en heropgenomen moet worden. Lyotard is op zijn beurt voorvechter van het postmodernisme, de grote verhalen van de moderniteit zijn ten einde gekomen.

Habermas stelt dat de modernisering van de maatschappij deze heeft versplinterd in 3 autonome waardesferen: recht en moraal, wetenschap en ten slotte kunst. De rationaliteit wordt domeinspecifiek en vernietigt zo haar universeel karakter. Habermas wil de versplinterde rationaliteiten, het systeem, terugkoppelen aan de leefwereld, het dagelijkse leven. En dit mbhv de theorie van he communicatieve handelen (waar nu niet op zal worden ingegaan) en de kunst.
Habermas pleit voor de kunst van het volk. Het emancipatorisch potentieel van de kunst kan worden ingezet ter bevordering van de emancipatie van de burger. Met haar vooruitstrevende karakter en kritische inzet zou de kunst een bijdrage kunnen leveren aan het ter discussie stellen en relativeren van normen en waarden en bovendien meehelpen in de ontwikkeling van nieuwe denkwijzen binnen de leefwereld. De leek zal zich voeden aan de heilzame, verfrissende werking van de kunst.

Lyotard begrijpt de taak van de kunst niet als het verschaffen van een begrijpelijke werkelijkheid (Habermas begrijpt de kunst nl als de kunst van het schone) maar wel als het uitdrukken van het sublieme. Habermas' verlangen naar eenheid zou verbonden zijn met totalitarisme. Terwijl schone kunst zich afzet van het experiment en zich aan het publiek aanpast opdat deze haar zou begrijpen, is sublieme kunst daarentegen experimenteel en bevrijdend. Schone kunst bevredigt met haar eenheid de behoefte van het publiek naar betekenis, eenvoud en zekerheid.

Wanneer we de tekst van Habermas "Het moderne- Een onvoltooid project" van naderbij bekijken, zien we dat er voor Habermas geen einde van de kunst is. Hij beschouwt dit laatste nl als een 'verkeerde opheffing'. De neoconservatieve/postmoderne opvatting van het einde van de kunst pleit o.a. voor een religieuze vernieuwing, (cf. Bell) Ook het pleidooi van de 'Surrealistische Revolte' (dwz de kunst direct in het alledaagse leven roepen, cf. Dantos ononderscheidbaarheidsthese) zou op een foute opvatting berusten. Met de modernistische kunst is de kunst dus niet voorbij. Kunst heeft een maatschappelijke betekenis die van groot belang is voor de rationele ontwikkeling van de maatschappij. Men moet de kunst betrekken op de zinsvragen van de leefwereld en haar zo staande houden.

Bibliografie:

Habermas, Jürgen, "Het moderne- Een onvoltooid project", p. 126-143

Geen opmerkingen:

Een reactie posten